Stotteren als Beyoncé? Een brief aan Gilles Deleuze
Ilona Roesli
Amsterdam, 9 juli 2015,
Beste Gilles,
Enige tijd geleden nam ik mij voor om mezelf van alle sociale media te ontdoen. Daar kwam natuurlijk niets van terecht. Recentelijk dacht ik er zelfs over om uitgebreid verslag te doen van mijn scriptievorderingen: ‘Ilona in de UB’, ‘Ilona in de Printerette’, ‘Ilona breed grijnzend met scriptie in haar hand’, enzovoorts. Allemaal selfies uiteraard. Had u nog geleefd en waren wij vrienden geweest op Facebook, dan had u ze wellicht geliked. Want op dat moment wilde ik simpelweg likes. Een digitaal schouderklopje, een geluidloze high five, een hé-Ilona-goed-bezig-duimpje-omhoog. Allemaal ter beloning van mijn flatteuze zelfpromotie. Enfin, ik besloot deze gedachten achter mij te laten en klapte mijn laptop dicht.
In wezen verschilt een selfie niet veel van het schrijven van een brief, en die opvoering begint al zo vroeg als bij de aanhef. Ik vind uw filosofie fascinerend, uitzonderlijk creatief en bewonderenswaardig. U bent gedurende honderden pagina’s in mijn leven geweest. ‘Lieve Gilles’ had daarom voor mij comfortabel aangevoeld, maar tegelijkertijd ook ongepast: wij hebben nog nooit met elkaar gecorrespondeerd. Om u te adresseren met simpelweg ‘Gilles’ was daarentegen onpersoonlijk en daarom een beetje respectloos geweest. Ik weeg voortdurend alle mogelijkheden af die ik u zou kunnen schrijven en kies vanzelfsprekend voor dat wat de meeste indruk zal maken. Het schrijven van een brief is, net als het maken van een selfie, een vorm van poseren, het opvoeren van de vertoning Mijn Beste Ik.
Goed, ik kan mij voorstellen dat u zou betogen dat een dergelijke zoektocht naar dé aanhef een infantiele bezigheid is. U zou waarschijnlijk stellen dat aanhef, sluiting en tussenliggende alinea’s slechts banale, clichématige extensies zijn van ons verlangen naar eenheid. Daar heeft u echter een oplossing voor gevonden: men zou meer moeten stotteren. Een soort schrijven dat verder gaat dan het alom gerenommeerde show, don’t tell waarin wij de taal tot het uiterste moeten drijven. Schrijven om de taal zelf te overstijgen. Dat is meer dan slechts poseren en representeren. Zo kunnen we als schrijvers ontsnappen aan de conventies van de taal en zelf een taal creeëren.
Ik vind het eigenlijk maar verdomd moeilijk en ook u gaf toe dat sommige schrijvers, die u achtte als leermeesters van het stotteren, het ook niet helemaal voor elkaar kregen. Immers, om de taal te overstijgen is de taal zelf nodig. Dus stel ik voor dat wij kijken naar een makkelijker voorbeeld: de songteksten van Beyoncé. U stelt in Critique et clinique (1993) dat de schrijver moet streven naar zaken als ‘een zuivere dans van woorden’ en ‘een muziek van woorden’. De schrijver ‘verovert gefragmenteerde visioenen die doorgegeven worden door de klanken van een musicus’. Had u in 2013 nog geleefd dan was Beyoncé's hit “XO” u vast niet ontgaan:
Your love is bright as ever
Even in the shadows
Baby, kiss me
Before they turn the lights out
Nu lezen de eerste vier zinnen van het lied niet bepaald als een nieuw gecreeërde taaloverstijgende taal, maar als een dertien-in-een-dozijn ballade. Kijken we daarentegen naar de introductie van het lied dat de opgenomen stem van een piloot laat horen – ‘Flight controller is here looking very carefully at the situation. Obviously a major malfunction’ - dan horen we dat het lied in feite over de tragedie van de ruimteveer Challenger gaat die in 1986 kort na de lancering explodeerde. U was dat jaar 61 jaar en ik zou zes jaar later geboren worden te midden van Beyoncé's hits.
I love it like XO
You love me like XO
You kill me boy XO
You love me like XO
‘XO’, een term waar berichtjes mee worden afgesloten die kusjes en knuffels betekent, wordt in haar refrein een repetitieve urgentie dat de intentie van het lied, een ode aan de nabestaanden van de spaceshuttle Challenger, subtiel oproept. Dit is stotteren, in uw woorden ‘een intensieve taal van affecten’ dat een collectieve herinnering draagt. Een taal die door disjuncties, agrammaticaliteit en willekeur weer de taal overstijgt. Hoewel dit soort populistische muziekteksten in tergende top 40-lijstjes verschijnen die niet op uw smaak van Melville, Kafka en Beckett aansluit, laat ‘XO’ wel degelijk een vorm van deleuziaans stotteren zien.
Schrijvers van brieven zouden volgens u dus minder moeten corresponderen via de woorden, de grammatica en conventies van taal omdat dit slechts een vorm van poseren is. In plaats daarvan zouden we moeten schrijven via de klanken van de taal; stotteren om te benadrukken wat er in en om ons heen leeft. Schrijven om te worden in plaats van weer te geven wie we eigenlijk zouden moeten en willen zijn.
XO,
Ilona