CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Essay

In de beperking toont zich de meester

Pablo Muruzabal Lamberti


‘Zonder muziek zou het leven een vergissing zijn’, schrijft Nietzsche. Zoals wel vaker bij Nietzsche, spreekt deze gedachte tot de verbeelding, maar er lijkt ook een wezenlijke boodschap over het leven in schuil te gaan. Het lezen van aforismen, Nietzsches literair-filosofische stijl, is een kunst op zich. Aan de hand van een veelzeggend voorbeeld zal ik een poging ondernemen om Nietzsches spreuk over muziek te duiden. 

Hoewel veel van zijn vroegere ideeën in later werk weer aangepast of zelfs volkomen herijkt worden, blijft de waarde die Nietzsche hecht aan muziek in zijn gehele oeuvre en denken overeind. Slechts de invulling van de muziek wijzigt; zijn voorkeur voor Wagner ruilt hij uiteindelijk in voor Bizet. 

Waarom kent Nietzsche uitgerekend de muziek die bevoorrechte positie toe? Daarvoor moet in ieder geval het werk van Schopenhauer als reden aangedragen worden, die in zijn Welt als Wille und Vorstellung aan muziek de hoogste filosofische prioriteit gaf om de wereld uiteindelijk als fundamenteel onstuimige drift – i.e. metafysische ‘wil’ – te kunnen begrijpen.
Ook de Griekse tragedie, als belichaming van de dualiteit van het apollinische en het dionysische is van belang. Nietzsche waarschuwt voor een eenzijdige nadruk op het apollinische in zowel de kunst als in ons denken, die het gevolg is van ruwweg twee millennia geloof en rationalistisch fanatisme. Muziek, in staat om een extatische roes op te wekken, appelleert daarentegen aan de dionysische, fundamenteel irrationele gedaante die het leven kan aannemen, en overstijgt zo het eenzijdige, apollinische. Daarom is de wereld voor Nietzsche slechts als ‘esthetisch fenomeen’ te rechtvaardigen: zonder de esthetische roes, belichaamd en voortgebracht door de muziek, zou het leven ondraaglijk zijn. 

Toch zal dit niet direct voor iedereen herkenbaar zijn. Tijdens een werkgroep enkele jaren geleden vroeg de professor esthetica of er iemand in de zaal was die zou stellen dat kunst de ‘zin’ van het leven is. Niemand stak zijn hand op. Is dat misschien omdat onze generatie een kant van het leven bespaard gebleven is, die zo banaal en weerzinwekkend is, dat alleen kunst nog in staat is om haar te ‘rechtvaardigen’? Een voorbeeld waarin muziek in omstandigheden van gedeeld ongeluk niet alleen afleiding biedt, maar vooral dient als bron van steun, toeverlaat, levenskracht, en zelfs als wapen om het kwaad mee te bestrijden, is te vinden in Sjostakovitsj’ Leningradsymfonie.



Sjostakovitsj’ Leningradsymfonie

Op 8 september 1941 bereikten de nazi’s Leningrad. Hitler had bevel gegeven om de stad niet in te nemen maar om deze te laten verhongeren. In tegenstelling tot Parijs had Hitler namelijk een hekel aan Leningrad. Het was een stad vol Untermenschen: Slaven, Bolsjewieken en Joden. Hun stad moest daarom op de gruwelijkst mogelijke manier ten onder gaan. Bovendien was 1941 een van de koudste winters sinds lange tijd; het begon reeds te sneeuwen in oktober en temperaturen bereikten extremen van -35°C. Door honger verdwenen katten en honden al snel van de straten, en zelfs kannibalisme was geen uitzondering.

Die zomer was Sjostakovitsj begonnen aan zijn 7e symfonie, die uitdrukking gaf aan de oorlog in Rusland en, breder, zich tegen de nazi’s keerde. Hij droeg deze symfonie op aan zijn geboortestad. Al gauw werd het stuk over de hele wereld uitgevoerd, maar in Leningrad, waar de strijd tegen de Nazi’s zo prangend was, moest het nog gespeeld worden.

In de lente van 1942 kon er in Leningrad weer groente worden verbouwd en verloor de kou wat van haar strengheid. Maar, als gevolg van de geleden ontberingen was de moraal in de stad tot een nieuw dieptepunt gezakt. Om het morele tij te doen keren nam een zogenoemde Apparatsjik – een functionaris van de communistische partij – contact op met de radio in Leningrad. De omroep kreeg de opdracht om haar orkest weer nieuw leven in te blazen en muziek uit te zenden (in plaats van het toen klinkende geluid van een metronoom, dat symbool moest staan voor een kloppend hart).

Op dat moment was er in heel Leningrad nog maar één dirigent in leven: Karl Eliasberg. Daarnaast waren er nog zevenentwintig musici van het orkest over, waarvan er maar twaalf in staat waren om hun instrument daadwerkelijk te bespelen. Nadat Eliasberg aangesteld werd als leider van het Leningrad radio-orkest, volgde er een oproep aan alle musici in de stad om zich te melden. In de hoop grotere rantsoenen te krijgen, meldden zich veel mensen; sommigen hadden zelfs nog nooit één noot gespeeld. Daarop besloot Eliasberg zelf op zoek te gaan naar musici.

Hij vernam dat de percussionist van het orkest, Zhavdet Aydarov, was overleden en  besloot naar het mortuarium te gaan om zijn laatste eer te betuigen. Daar trof hij inderdaad Aydarov opgebaard, maar dichterbij hoorde hij de percussionist nog ademen. Zo stond Aydarov op uit de dood en hervatte hij even later zijn werkzaamheden als percussionist.

Ondertussen was de partituur van Sjostakovitsj’ zevende als een soort geheim wapen Leningrad ingevlogen. Veertien musici zouden gaan repeteren, maar sommigen hadden niet eens genoeg energie om de trap op te komen naar de repetitieruimte. Zij bleven beneden om te luisteren hoe hun sterke collega’s speelden. Ook Eliasberg zelf kon het niet altijd opbrengen om op eigen kracht naar de repetities te komen, en werd met een slee gebracht. Bovendien was het stuk bijzonder veeleisend: officieel waren er honderdvijftien musici nodig om dit werk uit te voeren. Ook nu nog maakt dat de Leningradsymfonie voor elk orkest een uitdaging, maar helemaal voor een onderbezet, uitgehongerd en verkleumd orkest. 

Toch is het uiteindelijk gelukt om het werk in zijn geheel in een volle concertzaal ten gehore te brengen. Op 9 augustus 1942 vond de première van de Leningradsymfonie plaats in de Bolshoi Zaal van de filharmonie. De opvoering eindigde met een één-uur durende staande ovatie. Later zei Eliasberg daarover: “[O]p dat moment triomfeerden wij over de zielloze nazi oorlogsmachine.” 

 


Muzikale triomf 

Volgens een van de meer dan duizend toehoorders, Iosif Raiskin, werd de muziek die dag als zwaar, maar tegelijk ook als verheffend ervaren door het publiek. Iedereen, zowel op het podium als in de zaal, had honger en zat erbij met een ingevallen gezicht. Toch waren zij gekomen. Wat dreef deze mensen ertoe in deze omstandigheden naar muziek te luisteren, terwijl ze aan niets anders konden denken dan aan eten, veiligheid en warmte? 

Gegeven de muzikale inhoud van het stuk en de context waarin het in Leningrad uitgevoerd werd, kan het bijna niet anders dat de muziek voor sommigen – zo niet de meesten – een enorme bron van steun was op dat moment. Overlevende van de oorlog, Olga Kvade, beschrijft hoe ze haar geluk niet op kon, die dag in een prachtige zaal, naar muziek luisterend, terwijl de Duitsers aan de randen van de stad in de kou zaten. Er heerste op dat moment in Leningrad een gevoel van superioriteit en onoverwinnelijkheid, aldus Kvade.  

Nadat de oorlog voorbij was, werd geopperd dat de uitvoering van de Leningradsymfonie mogelijk zelfs een rol had gespeeld in de overwinning zelf. Die avond richtte radio Leningrad de luidsprekers namelijk richting vijand en zond de symfonie, bij wijze van psychologische aanval uit. Er zijn getuigenverklaringen van Duitse soldaten die toegaven zich op dat moment te realiseren dat ze de stad nooit konden innemen. 

  Men doet er evenwel goed aan om niet te vergeten dat dit alles voor meerdere interpretaties vatbaar blijft en dat het niet ondenkbaar is dat mensen onder een bepaalde mate van dwang speelden en luisteren. Hier is nog veel discussie over waardoor het moeilijk, zo niet onmogelijk is om te zeggen wat de mensen precies dreef om die dag naar de concertzaal te gaan. Desondanks is de beslissing om muziek in deze situatie de prioriteit te geven boven allerlei andere alternatieven voor verzet, op zijn minst wonderlijk en veelzeggend.

Het zou te ver voeren om te concluderen dat de muziek in dit voorbeeld de geleden ellende en ontbering ‘rechtvaardigt’, maar misschien was Nietzsche’s punt ook meer dat muziek en lijden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zolang er leven is, is er lijden, dat is Nietzsche evenmin bespaard gebleven. Maar zo lang er ook muziek is, kan het lijden gedragen worden, en dat maakt dat het leven geen vergissing kan zijn.  

 

 


* De omsingeling zou na de uitvoering van de Leningrad symfonie nog 531 dagen duren (in totaal 872 dagen). De stad werd uiteindelijk bevrijd op 27 januari 1944. Niemand weet precies hoeveel mensen omgekomen zijn tijdens de omsingeling van Leningrad. Recente schattingen komen uit op 500.000 soldaten en tussen de 800.000-1.000.000 burgers. Later, in 1948 werd de muziek van Sjostakovitsj alsnog verboden door Stalin, omdat het ‘anti-mens’ zou zijn. Maar Sjostakovitsj zou niet stoppen met componeren. Als muziek weerstand kon bieden aan een vorm van tirannie, kon dat herhaald worden, was zijn uitgangspunt.