CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Beschouwing

(On)menselijk landschap

Ira Pronk


Een woeste zee, een verweerd en roestig oppervlak, een schildering op het dek van een schip,  een close-up van glimmend folie. 

 


In het werk van fotograaf Natascha Libbert is het toeschouwend oog op zoek naar iets wat het herkent. Deze herkenning is in de landschappen die Libbert met haar fotografie exploreert echter ver te zoeken; de menselijke maat lijkt soms compleet verdwenen. Zo legde Libbert in eerder werk verlaten kolenmijnen in Cyprus vast, waar ze in uitstrekkend landschap enorme plassen met giftig water aantrof. 

 

Ook voor haar laatste project, dat resulteerde in haar boek I Went Looking For A Ship, bewoog Libbert zich door weerbarstig terrein: de zeesluis van IJmuiden. Het gebied was fysiek ontoegankelijk door alle hekken die verschillende privé-terreinen afbakenden. Maar ook visueel gezien verzette het landschap zich tegen haar komst; Libberts esthetische manier van fotograferen leek onverzoenbaar met de brute lelijkheid van dit industriële gebied.

 

Hoe zich nu te verhouden tot deze plek? De poort van IJmuiden is doortrokken van historische betekenis: gezien de strategische ligging en functie was IJmuiden een cruciale plek in de Tweede Wereldoorlog. De sluis is van ongekend belang voor de wereld zoals deze er nu uitziet: negentig procent van alle internationale handel wordt over de oceanen vervoerd en de IJmuidense poort is een van de belangrijke toegangspoorten van Europa.



Het onzichtbare zichtbaar maken

Die betekenis en waarde zijn echter nauwelijks te ontwaren in het landschap zelf. Het terrein ligt braak: het is onderhevig aan een intensief proces van deconstructie en constructie dat uiteindelijk moet leiden tot een nieuwe sluis. Deze sluis zal de positie van IJmuiden als poort van Europa verder moeten consolideren, maar daar was nog niets van te zien.

 

De ontoegankelijkheid van de sluis zelf motiveert Libbert om de scheepvaart die de sluis faciliteert verder te onderzoeken. Zo komt Libbert terecht op een 250 meter lang vrachtschip dat haar naar de kust van Noorwegen voert. Op de Noorse fjorden wordt steen gewonnen, dat als grondstof dient voor de asfaltproductie van Europa. 

 

Tijdens deze reis krijgt Libbert inzage in een verborgen wereld; een wereld van industrie, handel en transport, die onze samenleving op allerlei manieren vormgeeft. Libberts werk vormt dus een getuigenis van industriële processen die de geglobaliseerde wereld maken tot wat hij is. Maar dit getuige zijn is geen eenvoudige of ondubbelzinnige activiteit. Paul Klee schreef: 'Kunst geeft niet het zichtbare weer, maar maakt zichtbaar.' 



Waar is de mens?

Opvallend is dat deze industriële processen zich dus normaliter veelal buiten het zicht van de mens om voltrekken. Deze processen lijken opzettelijk van ons afgeschermd; de container maakt de waren die het vervoert niet alleen onzichtbaar, maar we kunnen ze bijvoorbeeld ook niet meer ruiken. Libbert is een gids die het publiek de achterkant van het toneel laat zien: de wereld waar wij in leven bestaat bij gratie van een bedrijvigheid achter de coulissen. Zodra de mens geconfronteerd wordt met deze industriële wereld, brengt dat hem in een ongemakkelijke positie. De mens bewerkstelligt processen die zijn eigen voorstellingsvermogen ver te boven gaan. Enerzijds maakt dit de mens machtig. Anderzijds is de mens reddeloos verloren in de weidse landschappen die door hem zo veranderd zijn.  

 

In Libberts fotografie wordt deze ongemakkelijke positie van de mens gethematiseerd. De fotografe brengt de onmenselijkheid van het landschap in kaart en laat tegelijkertijd zien dat de mens in dit landschap op allerlei manieren aanwezig is. De onmenselijkheid is op meerdere manieren aan het landschap af te lezen. Het industriële landschap is überhaupt onmenselijk, in de zin dat hij niet-menselijk is. Het is altijd de mens die inwerkt op een omgeving die niet (volledig) door hem voortgebracht is. Maar het landschap is ook op een tweede wijze onmenselijk: het is bruut en onherbergzaam. Op zee ervaren mensen tot 85 procent minder prikkels, dit maakt varen op zee tot een ingrijpende en vaak ook een belastende ervaring. 

 


Onbeteugeld landschap

Terugkomend op die getuigenis, kunnen we ons afvragen hoe Libbert deze invult. Libbert brengt dit ongemak van de mens in beeld, maar hoe? Haar getuigenis lijkt zich in ieder geval opzettelijk niet te limiteren tot het louter menselijke perspectief. Libbert fotografeert monumentale landschappen, kleine details van de rotspartijen en grote metalen oppervlakten op manieren die met een menselijke blik niet voor de hand liggend zijn. De fotografe legt de ruwe materialiteit van het landschap vast. Tegelijkertijd ontkent ze de aanwezigheid van de mens niet; de mens heeft op expliciete en impliciete manieren een plek in haar fotografie. 

Libberts werk is bovendien bijzonder mooi: er ligt altijd een bepaalde rust en esthetiek ten grondslag aan haar beelden. Toch heeft deze schoonheid niets nostalgisch of sentimenteels. Haar werk doet me denken aan een gedicht van Kopland, die over zijn geliefde rivierengebied van de Drentsche Aa schreef: ‘Niet om het mooie / moet ik blijven kijken / maar omdat dit landschap met zijn rivier / aan niets anders doet denken / dan aan zichzelf'. Deze ongrijpbaarheid, deze weerstand, deze eigenheid, die het landschap bezit, moet intact blijven in Libberts fotografie. Het moet de daad van het vastleggen in zekere zin overleven.  Vandaar dat haar fotografie - hoewel haar werk realistisch is en politiek geëngageerd- zich onderscheidt van documentaire fotografie. Het onderwerp van haar fotografie mag niet toegeëigend worden; er mag geen menselijk perspectief zijn dat dit landschap beteugelt. 

Libbert legt een werkelijkheid bloot die op een bepaalde manier zijn best doet zichzelf onzichtbaar te maken. Haar taak - om deze werkelijkheid zichtbaar te maken zonder deze als verhaal toe te eigenen - is bijna onmogelijk. Ze moet een positie innemen, een perspectief kiezen, die het eigenlijke, vervreemdende karakter van het landschap overbrengt. Juist het feit dat zij hier in slaagt, betekent dat ook de positie van de toeschouwer wordt bemoeilijkt: we begrijpen niet volledig wat we zien.