De pauze van Sisyphus
Keet Winter
‘Deze tijd, die als ’t ware een op adem komen is
en die even zeker terug komt als zijn onheil,
is de tijd van het bewust zijn.’
Albert Camus, De Mythe van Sisyphus (1942)
Eindelijk kan het zweet opdrogen. Eindelijk kan het vermoeide achterwerk even plaatsnemen op een stoel. Eindelijk kan die frisse neus worden gehaald. Eindelijk is het tijd voor koffie en een peuk. Eindelijk is het pauze. Dat langverwachte, maar o zo vluchtige moment van rust. Een moment van onderbreking voordat de voortgang van het leven je weer meesleurt. En als de laatste slok koffie is genomen, wanneer het tijd is om de sigaret uit te maken, op te staan en wéér te beginnen, is daar de bekende gedachte: ‘kon het maar iets langer pauze zijn!’
Begin maart kwam, wat ik toen dacht dat een pauze zou zijn, als geroepen. Mijn eerste studiejaar begon te voelen als een bokswedstrijd en ik was blij dat ik even uit de ring mocht stappen. Vooral was ik erg dankbaar dat het zeer gevreesde zaaltentamen veranderde in een meeneemtentamen. Het nieuws over de wereldwijde pandemie baarde me weinig zorgen. Ik ben immers jong en gezond. Bovendien leek het me wel prettig om een tijdje thuis te zitten. ‘Even pauze,’ dacht ik, ‘eventjes.’ Dit bleek een erg naïeve gedachte. Het duurde niet lang voor de ‘pauze’ me begon te benauwen en ik terugverlangde naar drukke dagen. Het thuiszitten had wat mij betreft lang genoeg geduurd maar het einde kwam maar niet in zicht.
Het begrip pauze is niet eenduidig. Zo is een pauze in de muziek heel wat anders dan een pauze tijdens een voetbalwedstrijd. Hoewel pauze geassocieerd wordt met rust zijn de twee woorden niet synoniem. Wel kunnen we met zekerheid zeggen dat er tijdens een pauze sprake is van een onderbreking. Dit betekent echter niet dat er tijdens een pauze niks gebeurt. Dat een pauze zich bevindt tussen twee delen of periodes, staat buiten kijf. Ook lijkt het mij duidelijk dat de pauze van kortere duur is dan hetgeen dat het onderbreekt.
Een pauze zonder eind kan dus niet. Toen na een paar maanden de lockdown nóg niet voorbij was, bekroop mij een onbehaaglijk gevoel. Een angst dat ik niet te maken had met een pauze maar met een realiteit. Ik begon te vrezen dat de rest van mijn studie uit zoom meetings zou bestaan en plots verlangde ik terug naar de zaaltentamens. Deze onbehaaglijke combinatie van angst voor de toekomst en verlangen naar hoe het eerst was is te vergelijken met wat Camus ‘het absurde’ noemt. Het absurde drukt een overweldigend gevoel van ‘waarom?’ uit. In een wereld die plotseling van illusies en licht beroofd is, voelt de mens zich een vreemdeling, zegt Camus. Daarmee bedoelt hij dat in een wereld die van schone schijn is beroofd – zoals gebeurde door het coronavirus – de mens niet weet hoe hij zich moet gedragen. Wij worden dan geconfronteerd met de absurditeit van ons bestaan. Dat wil zeggen, we komen achter de zinloosheid van het leven. De mens wordt als het ware gescheiden van zijn leven en hier ontstaat het gevoel van absurditeit. Een scheiding tussen de mens en het leven is precies wat het coronavirus heeft bewerkstelligd. Met het wegvallen van onze gewoontes is de absurditeit van onze samenleving pijnlijk duidelijk geworden.
Er schuilt echter iets waardevols in de absurditeit, zegt Camus. In de acceptatie en de bewustwording van het absurde vindt de mens zijn vrijheid terug. Wij kunnen een voorbeeld nemen aan Sisyphus. Door de goden veroordeeld moest hij tot in de oneindigheid een rots een berg opduwen, om deze aan de top van de berg weer naar beneden te zien rollen en opnieuw te beginnen. Dit doet denken aan de afgelopen maanden. De lockdown maakte het repetitieve karakter van onze samenleving duidelijk zichtbaar. Dat het niet duidelijk was hoe lang deze periode zou duren gaf me het gevoel dat er geen einde aan zou komen. Na de zoveelste zoom meeting vroeg ik me af: ‘wat is het nut?’ Ondanks het zinloze van zijn opgave moeten we ons Sisyphus gelukkig voorstellen, schrijft Camus. Het is tijdens de afdaling dat Sisyphus zich bewust wordt van de absurditeit van zijn bestaan. Deze bewustwording maakt de mythe tragisch maar bewerkstelligt tegelijkertijd Sisyphus’ verlossing. Door zijn noodlot te accepteren overwint Sisyphus zijn kwelling. ‘Alles is goed’, is wat Sisyphus tegen zichzelf zegt wanneer hij weer terugkeert naar zijn steen.
Toen al mijn plannen voor het einde van het studiejaar en de zomer in het water vielen herkende ik mij in Sisyphus. Ik had het gevoel dat mijn harde werk voor mijn ogen als een rots van een berg afdonderde, de afgrond in. Hoewel ik even blij was dat ik wat rustiger aan kon doen voelde ik me ook teleurgesteld. De droefheid sloeg toe op het moment dat ik me realiseerde dat deze ‘pauze’ wel eens lang kon gaan duren. In overeenstemming met Camus bestond mijn kwelling uit deze bewustwording. Tegelijkertijd hoop ik in de erkenning van mijn machteloosheid de acceptatie te vinden. Wel zal ik blij zijn als deze ‘absurde pauze’ voorbij is.