CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Column

Gevangen in mijn eigen huis

Sanne van der Marck


Sinds een jaar woon ik met huisgenoten antikraak in Amsterdam-Noord. De verhuizing ging zo soepel als je zou kunnen verwachten bij Ymere. Bij de sleuteloverdracht was er nog geen boiler, geen internetaansluiting, geen kraan in de keuken. Het heeft nog twee maanden geduurd voordat ook die werden geïnstalleerd en we daadwerkelijk konden intrekken. 

In het begin was het huizenblok nog honderd procent sociale huur. Het idee is dat dit over een jaar wordt gerenoveerd, maar ook dat blijft afwachten met Ymere. Dit betekent wel dat alle oorspronkelijke bewoners moeten verhuizen en er langzaam steeds meer studenten het blok binnendruppelen. De sociale-huurders zie ik eigenlijk weinig. Op hier en daar een nieuwsgierige blik tussen de gordijnen door na, blijft alles potdicht. Wij waren de eerste studenten in dit huizenblok, en stiekem keken we uit naar het moment dat er alleen nog studenten zouden wonen. We hadden visioenen van nieuwe vrienden, een gezellige straat en huisfeestjes. Tot voor kort was het alleen de in scheiding liggende overbuurman, die vanaf zijn balkon, vanonder zijn hoodie, ongemakkelijk oogcontact met ons maakte. Samen met de andere buren is ook hij inmiddels vertrokken. 

De overbuurman heeft plaatsgemaakt voor studenten die met elk beetje zon op hun balkon zitten, en op andere dagen hun balkondeuren wagenwijd openzetten. Als ik dan ook op mijn balkon zit, kunnen we niet veel anders dan elkaar ongemakkelijk aankijken. Het alternatief is naar de muur staren. Aan de achterkant van ons huis zijn ook een stuk of vier studenten ingetrokken. Zij hebben geen balkon en zitten meestal in hun raam. Gesprekken zijn aan beide kanten van mijn huis woord voor woord te horen. Iets wat, besefte ik laatst, waarschijnlijk wederzijds is. 

Het resultaat is dat ik niet meer in ondergoed door mijn woonkamer durf te lopen, niet op de bank in mijn neus durf te peuteren of te lang voor de spiegel durf te staan. Er is namelijk altijd een mogelijkheid dat er buren naar binnen kijken en er is geen enkel stukje woonkamer, keuken of slaapkamer onzichtbaar voor hen. Ik kan natuurlijk altijd schijt hebben, maar de visioenen van leuke buren spelen nog altijd door mijn hoofd en daarom moet ik natuurlijk wel een goede indruk maken. 

Mijn huis is dus in feite een panopticum.

Jeremy Bentham schrijft dat macht binnen het gevangenissysteem zichtbaar en tegelijkertijd oncontroleerbaar moet zijn. Het panopticum is een ronde gevangenis waarin deze theorie toegepast kan worden. De gevangenen zitten alleen in een cel zonder mogelijkheid met elkaar te communiceren en in het midden staat een centrale observatietoren. Vanuit deze toren kunnen bewakers de gevangenen in de gaten houden, zonder zelf gezien te worden. Op deze manier is de macht van de bewakers zichtbaar maar oncontroleerbaar. Doordat gevangenen niet weten wanneer ze in de gaten worden gehouden, maar wel beseffen dat dit ten alle tijde mogelijk is, zullen ze zich gedragen alsof ze de hele tijd bekeken worden. Oncontroleerbare, toezichthoudende macht zorgt er dus voor dat mensen hun eigen gedrag in het gareel houden. 

In mijn huis ben ik de gevangene en mijn buren zijn de bewakers. De buren kunnen niet thuis zijn, maar dat weet ik niet als ik in mijn ondergoed vanuit de badkamer naar beneden wil lopen. Dus kleed ik mij toch maar aan. De constant toeziende ogen van mijn buren dwingen mij mijn gedrag binnenshuis aan te passen, want uiteindelijk wil ik toch een goede indruk op hen maken. 

Ik maak mij zorgen dat dit steeds vaker gaat gebeuren. Met de toenemende woningnood in de Randstad en de toenemende verdichting van woonwijken gaan mensen steeds meer op elkaars lip leven. De privésfeer wordt zo in steeds grotere mate publiek, met als resultaat dat er steeds minder ruimte is waarin je écht jezelf kan zijn. 

Misschien wordt het dan toch maar tijd om lichtdoorlatende gordijnen in huis te introduceren.


Illustratie: Keet Winter