Brief aan Nietzsche
Sybolt Doorn
Beste Friedrich,
Onze eerste ontmoeting kan ik mij nog goed herinneren. Bij het eerste vak, van de eerste periode, van mijn eerste jaar filosofie. Elke werkgroep voelde voor mij als een paradigmaverschuiving. De brief van Epicurus over de dood was mijn eerste openbaring. Al gauw volgde Mill, zijn utilitarisme; ik was overtuigd, daar lag de waarheid. Maar, Kant reageerde met de categorische imperatief, de Verlichting verblindde mij bijna. Een klein stapje terug naar Aristoteles, die, en nu wist ik het zeker, alle schaduwen voorgoed uit mijn denken over het goede leven zou wegvagen. En toch sloeg jouw hamer.
Jij veegde alle voorgaande ethische theorieën aan de kant, althans zo zag ik het voor me. We maakten kennis met de grote axioma’s rond de ethiek, en vervolgens kwam jij met je hamer en sloeg alles aan gort. Gelukkig brengen scherven geluk. Ik zocht jouw werken op, schafte ze aan op markten en in kleine boekwinkeltjes, en las ze vratig weg. In die teksten gloorde een nieuwe hoop, voorbij die oude moraal die ook ik nu overal om mij heen zag. Tussen jouw retorische frases en vileine ironie, dacht ik altijd een waarheid te kunnen vinden. De literaire stijl, de zelfverzekerdheid waarmee jij sprak, de onafhankelijkheid van jouw stem(men), het lokte mij jouw wereld in, maar toch bleef deze ontastbaar.
Hoewel ik niet al jouw ideeën tot in de fijnste puntjes begrijp, heb ik je altijd ridderlijk verdedigd. Sinds onze kennismaking is er geen borrel gepasseerd zonder dat ik het voor je opnam. Tijdens deze gelegenheden beschuldigde ik menig kantiaan van dogmatisme. Streng wees ik dan naar De genealogie van de moraal, waarvan ik altijd een kopie bij me had. Maar achter mijn ernst zat altijd een lach, zoals jij mij had geleerd. Dat moest ik wel uit jouw boeken meenemen. Lachen, gieren, brullen, dat waren eisen die jij stelde aan een affirmatief bestaan. Maar toch is dat niet alles wat in jouw werk te vinden is. Ik ben namelijk niet de enige die in de oh zo vrolijke wetenschap, ook verdriet, woede en frustratie aantrof.
Want hoe moeten we de zware melancholie die sommigen in jouw werk vinden precies duiden? Hebben mensen die je een nihilist noemen gelijk of baseren ze zich alleen maar op gebrekkige biografische anekdotes? Ik weet dat jij je altijd tegen het nihilisme hebt verzet, dansend rond de afgrond. Is het dan toch de toon die je niet hebt kunnen wegstoppen? De klank van twijfel die je niet volledig hebt kunnen doven? Menig argument is tegen jou gemaakt, contradicties zijn aangewezen, analytisch leek je soms verscheurd. Alleen kwam je er altijd bovenop; een kleine herlegging van de puzzel, een net iets andere interpretatie van de aforismen, en je stond sterker dan ooit. De grootste weerlegging van jouw filosofie komt uit eigen hand, van het feit dat je mensen niet altijd hebt kunnen overhalen genot te proeven in elke tegenslag, en dronken te zijn van elke ademhaling.
Het zal me echter niks verbazen als dit allemaal onderdeel uitmaakt van je ‘spel’. Al jouw termen, concepten, eisen, en moeilijkheden maken onderdeel uit van een waarachtig schouwspel, nietwaar? Niemand weet precies hoe het zit. Wat is de übermensch, de wil tot macht, de eeuwige wederkeer, amor fati, affirmatie, ressentiment, genealogie, goed/kwaad/slecht, waarheid en leugen? De moeilijkheden van jouw vaak elitaire of antisemitische uitspraken, die vervolgens weer worden weerlegd door jouw breuk met Wagner, of jouw haat aan de Duitse (on)cultuur. In jouw denken is er constant een nieuwe stap te maken. Ik heb De genealogie al vijf keer gelezen, en elke keer was ik ervan overtuigd dat ik het nu écht begreep. Tot ik bij de volgende lezing weer in jouw valstrik liep en ik, telkens als mij dit overkwam, jouw lach tijd en ruimte zag overbruggen om in mijn trommelvliezen te galmen.
De misinterpretaties van Habermas, Heidegger, Adorno, Jung, Foucault, etc., heb ik allemaal wel eens voorbij zien komen. Nooit vond ik ze volledig recht doen aan wat je schreef. Vaak waren ze te analytisch, probeerden ze jou te veel voor eigen doeleinden te gebruiken, of zochten ze in jouw teksten algemeenheden: moedige, gefaalde pogingen. Misschien dat de interpretatie van Deleuze nog het meest recht doet aan jouw werken. De enige die zich probeert los te koppelen, zo ziet hij zichzelf ‘[…] as taking an author from behind and giving him a child that would be his own offspring, yet monstrous.’ Helaas, het kind dat hij jou gaf lijkt ergens sprekend, zoals elke interpretatie misschien, maar tegelijkertijd ook niet. Een net iets andere lezing van de aforismen, een net iets andere nadruk en er ontstaat een andere denker, een andere Nietzsche. Zo sterk dat het waarschijnlijk jouw kracht is om, als een bodysnatcher, lezers te infiltreren en nooit meer met rust te laten.
Ik heb me sinds onze ontmoeting dan ook steeds vaker afgevraagd of ik het ben die spreekt, of dat jij stiekem telkens een beetje wederkeert.
Sybolt Doorn
PS Love the moustache