Romans lezen met Sartre & Houllebecq
David Brouwer
Voor mijn scriptie over depressie lees ik achtereenvolgens alle romans van Michel Houellebecq. Een opgave die de ene mens als een regelrechte hel zou omschrijven, terwijl de ander er juist bij staat te springen. Ik behoor tot die tweede groep. Desondanks had ik gerekend op een zekere impact op mijn stemming, want de gevoelens van een hoofdpersonage gaan je immers niet in de koude kleren zitten. Zodoende had ik me er al op voorbereid dat er ook over mij, net als over het gemiddelde hoofdpersonage van Houellebecq, een zweem van neerslachtigheid zou neerdalen. Die ervaring hoort dan bij het onderzoek, dacht ik zo.
Toch voelde ik, nadat ik Houellebecqs derde roman Platform had dichtgeslagen, eerder een golf van enthousiasme, van levenslust. Ik zag mijn leven met plezier tegemoet; een bijzondere verrassing. Hoe kan een reeks relatief sombere romans, want somber zijn ze, met een misantrope kijk op het leven, iemand tóch levenslustig stemmen? Die vraag hoop ik hier te beantwoorden, en wel aan de hand van de existentiefilosofie van Sartre.
De roman, laten we daar beginnen. Een roman is, om met Milan Kundera te spreken, slechts de ‘weergave van niet-gerealiseerde mogelijkheden,’ ook wel bekend als een verzinsel. Kundera ziet zijn personages bijvoorbeeld als niet-gerealiseerde varianten van zijn eigen persoon; als alternatieve wijzen waarop hij zijn leven had kunnen leiden. Ook Daniel, de hoofdpersoon van Houellebecqs Mogelijkheid van een eiland, stelt ‘dat het misschien wel de ware aard van kunst was om gedroomde werelden, onmogelijke werelden te zien te geven’. Wanneer wij een roman lezen, worden wij dus deelgenoot van een uitgebreid uitgetekende mogelijkheid, in de vorm van de geleefde ervaring van het hoofdpersonage. Je wentelt je bladzijde na bladzijde in mogelijke ervaringen en mogelijke keuzes die — en dat is belangrijk — niet direct de jouwe zijn.
Voor Sartre is de kern van ons mens-zijn het hebben van mogelijkheden. ‘Ik ben een oneindigheid van mogelijkheden’, schrijft hij in Het Zijn en het Niet. De mens heeft een verleden, bevindt zich in een situatie; beide bepalen hem tot op zekere hoogte, maar hij valt nooit met deze zaken samen. Hij is ze niet. Op deze manier verschilt de mens van het boek dat hier naast me ligt. Het boek is wat het is, het is op-zich, en valt met zichzelf samen. Het heeft een essentie. De mens is daarentegen voor-zich, open, omdat hij zijn op-zich-zijn (situatie en verleden) altijd overschrijdt in de richting van toekomstige mogelijkheden. Niets, geen enkele essentie, bepaalt de mens.
Vanwege zijn voor-zich-zijn is alleen het individu zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn mogelijkheden, door het maken van bewuste keuzes. Volgens Sartre vormen onze keuzes tezamen uiteindelijk een geheel, ons ‘oorspronkelijk project’, ofwel ‘zijnsproject’. Sartre heeft zelfs ideeën over een bijbehorende existentiële psychoanalyse, waarin dit zijnsproject, en de bewustwording van onze mogelijkheden en keuzes, centraal staan. We zouden kunnen zeggen dat de roman iets vergelijkbaars doet als deze psychoanalyse.
Doordat de roman mij inzicht biedt in het 'oorspronkelijk project’ van de personages — in hun existentiële keuzes, zonder deze in werkelijkheid te hoeven doorlopen — nodigt deze mij uit tot een reflectief leven. Sartre beschrijft namelijk dat men zich wel eerst bewust moet worden van de oneindigheid aan mogelijkheden die hij of zij heeft, en is. Kortom, dat je je bewust dient te worden van je vrijheid. Een groot deel van de mensen leeft namelijk slechts handelend, in actu, zonder dit bewustzijn, en zonder ooit te reflecteren op de mogelijke keuzes die zij hebben. Een roman kan helpen in het bewustwordingsproces, door ons te laten reflecteren op de mogelijkheden, en de vrijheid, die deel van ons zijn.
Wat is er dan zo speciaal aan Houellebecq? Mijn enthousiaste respons — want mijn voorkeur is natuurlijk persoonlijk — ontspringt enerzijds uit de absurditeit van de mogelijkheden die Houellebecq beschrijft. Deze zijn mij dusdanig vreemd, dat ze het bewustzijn van mijn mogelijkheden radicaal oprekken. In het geval van Platform organiseert de hoofdpersoon bijvoorbeeld een internationale keten van sekstoerisme naar Thailand. Anderzijds ontspringt mijn enthousiasme juist uit de volledig tegenovergestelde houding van de hoofdpersonages, die juist geen enkele mogelijkheid voor zichzelf zien, en zichzelf geen enkele vrijheid toedichten. Zij deinen veelal mee op de golven van het leven, en zeggen na een mislukt plan beteuterd dat ‘het leven helaas anders had besloten’.
Wanneer ik in Platform lees over de mogelijkheid om vanuit een saai en rimpelloos bestaan een leven vol reuring in Thailand uit de grond te stampen, drukt dit mij met mijn neus op mijn eigen vrijheid. Ook al is deze keuze wellicht verwerpelijk, of eindigt deze in een toestand van depressieve apathie — het maakt die mogelijkheid tot een levende mogelijkheid. De aanwezigheid van zulke mogelijkheden — hoe meer hoe beter — stemt mij levenslustig. Het leven toont zich rijk, de wereld gaat open.