CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Biografische schets

Jean-Baptiste en Jean-Bernice

Veronica Baas


Cimedart, vader en dochter. Zij schreef zijn meesterwerk, zo blijkt uit nieuwe correspondentie. Hoewel de redactie unaniem besloten heeft voortaan onder naam van de dochter door het leven te gaan, blijkt het beschrijven van haar leven een stuk lastiger dan gedacht. Bovendien kent ons tijdschrift een lange traditie van het publiceren van Jean-Baptiste’s biografie – laten we dus maar beginnen met een beknopt overzicht van het leven van de vader.
Jean-Baptiste Cimedart werd in 1721 in Yonville (Bretagne) geboren als zoon van een koster. Na de lokale jezuïetenschool vertrok hij naar Parijs en studeerde wijsbegeerte en medicijnen aan de Sorbonne. Hier ontpopte Cimedart zich tot verdienstelijk tuinier, met de roos als specialisatie. Na een akkefietje op de opening van een rozententoonstelling, naar verluidt met Diderot, vluchtte Cimedart in 1746 naar de Lage Landen, om te studeren onder Boerhaave.
Inmiddels was La Mettries l’Homme machine in Nederland gepubliceerd, en trok Cimedart in 1751 in het voetspoor van deze ’kampioen van het materialisme’ naar het hof van Frederik de Grote in Potsdam. Veel indruk heeft Jean-Baptiste blijkbaar niet aan het hof gemaakt; de filosofische overzichtswerken reppen nergens over zijn tijd in Pruisen. In 1754 publiceerde hij een Discours sur l’existence de Dieu, maar dit werk kan niet meer dan een samenvatting van toentertijd salonfähige gedachten genoemd worden. Datzelfde geldt helaas voor zijn Essai sur les moeurs des hommes (1757). Wel is Cimedart terug te vinden in de annalen van de hofroddels: op paleis Sanssouci gebruikte hij zijn (of andermans) hedonistisch materialisme voornamelijk als theoretisch excuus voor een banaal bestaan van luieren, rokkenjagen en het bezoeken van tavernes en tweederangs schouwburgen. Toen hij in 1759 een van Frederiks hofdames bezwangerde, werd hem dan ook te kennen gegeven dat hij Potsdam maar beter kon verlaten. In vorige Cimedart-edities die Jean-Baptiste memoreerden, bleef het bij dit feit (dat ‘hij (...) een hofdame in gezegende toestand bracht’), maar inmiddels kunnen wij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat het kind dat hieruit geboren werd zijn dochter Jeanne-Bernice moet zijn geweest. (Althans, ze heeft de leeftijd, en andere bronnen hebben we niet.) 

Hierna horen we vijftien jaar niets meer van hem. Algemeen werd vermoed dat hij bijzonder veel tijd doorbracht in de vrije natuur en dat zijn naderende Penser et jardiner daarom zo vooruitliep op de Romantiek. Nu dus aangenomen is dat Jeanne-Bernice dit boek geschreven heeft, doet het feit dat er zoveel ruimte is voor de vrije, woekerende natuur speculeren over de aard van haar opvoeding. Zij schat de korenbloem in waarde gelijk aan de kasorchidee: dit staat haaks op de ideeën over rozen(be)perken die haar vader eerder – toen met Diderot, weet u nog – propageerde. In 1774 duikt Jean-Baptiste echter weer op in Parijs, en publiceert een pamflet waarin hij Baron d’Holbach ervan beschuldigt dat diens Système de la nature (1770) grotendeels berust op aantekeningen die van Cimedart gestolen zouden zijn. De eerdere geschiedschrijving heeft de publicatie van Penser et jardiner, dat in 1777 uitkomt, dan ook vaak geïnterpreteerd als ultieme wraak. Een verleidelijk idee, want hiermee werd Jean-Baptiste eindelijk erkend. Extra pijnlijk dus, dat nu blijkt dat aan die erkenning de miskenning van zijn dochter ten grondslag ligt. Het verklaart wel de ongekend grote val in populariteit en geloofwaardigheid toen hij in 1778 zijn Traité du sublime publiceerde. Dronken van het succes moet Jean-Baptiste gedacht hebben dit kunstje zelf ook wel te kunnen klaren, maar in dit werkje zet hij plots wel erg libertijnse opvattingen uiteen. Bovendien hanteert hij een stijl die zo sterk contrasteert met zijn eerder geleverde tour de force dat het niet alleen de wenkbrauwen doet optrekken maar ook het gezag de handen uit de mouwen doet steken – hij belandt op een lettre de cachet in de Bastille. Waar de geschiedschrijving tot nu toe niets meer toe te voegen had dan dat er weinig bekend was over zijn laatste negen jaar in het gevang, doet het de redactie van Cimedart onnoemelijk veel plezier dat het door ons ingestelde onderzoek daadwerkelijk nieuw licht op de zaak heeft geworpen. De nieuwgevonden brieven zijn het definitieve antwoord op de vele hypotheses die destijds de Parijse salons zo bezig hielden: het plotse changement in stijl dat Cimedart zo duur kwam te staan. Op pagina 61 vind u de geschiedkundige verantwoording voor het toeschrijven van Penser et jardiner aan Jeanne-Bernice Cimedart. Helaas weten wij verder niet wat er van onze nieuwbakken voorvrouw is geworden. Wij nodigen toekomstige redacties graag uit dit verder uit te spitten. Misschien ter gelegenheid van ons zestigjarige bestaan?