CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Column

Sisyphus

Keet Winter


Een man, met wallen onder zijn ogen als kringen van koffiemokken op een bureaublad, zit op een terras. Het is zondag, ’s middags, na twaalven. Op zondag mag je drinken, ’s middags na twaalven, vind hij. Zeker als je maandag weer aan het werk moet. Dus bestelt hij een cognacje bij zijn koffie. Niet veel later zet een serveerster een kop zwarte koffie voor hem neer. Op een bierviltje. Daarnaast plaatst ze voorzichtig een glaasje cognac. Een mooi rooskleurig glaasje, tot de rand gevuld, zet zij op tafel. Zonder bierviltje. Naast de koffiekop, op een bierviltje.

De man neemt een slokje en laat de alcohol in zijn keel prikken voor hij het glaasje weer op tafel zet. Een druppel rolt over de rand, kruipt over het rooskleurige voetje van het rooskleurige glaasje en laat een kring achter op tafel. Terwijl de man bedenkt dat hij liever zou werken aan een tafeltje op een terras dan cognac zou drinken aan zijn bureau.

Een man, met wallen onder zijn ogen als kringen van cognacglaasjes op terrastafeltjes, zit aan zijn bureau. Het is maandag, ’s nachts, na twaalven. Op maandag mag je koffie drinken, ’s nachts na twaalven, vind hij. Zeker als je nog een volle werkweek voor je hebt. Hij drinkt zijn laatste slok koffie uit zijn rooskleurige mok en laat de cafeïne zijn keel verwarmen voor hij de mok weer op zijn bureau zet. Een beige druppel glijdt langs het rooskleurige keramiek en vormt een kring op het bureaublad.

Terwijl de man bedenkt dat hij liever cognac drinkt uit een rooskleurige mok dan koffie uit een rooskleurig glaasje.

Een man, traag als een steen die een berg op wordt geduwd, loopt door de straten. De stad ruikt naar zweet en bier in de zon. Mensen begeven zich met de snelheid van de jeugd. Het leven ligt voor het oprapen als uitgespuugde kauwgom op de stoep. De man laat de zon zijn gezicht verwarmen. Hij herinnert zich ondeugender genot en staat er even bij stil. Totdat de stralen zijn bleke voorhoofd prikkelen. Een druppel glanzend zweet rolt langs de nek van de man en laat een vlek achter op zijn rooskleurige overhemd.

Terwijl de man bedenkt dat hij liever door het leven gaat met de snelheid van een steen die een berg op wordt geduwd, dan dat hij zich naar de dood begeeft met de snelheid van een steen die van een berg afrolt.