CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Essay

Wat (niet) blijft – Een ode aan het vergeten

Ira Pronk


 

 

‘Zolang we niet vergeten, gaat er niets verloren...

Laten we dus vergeten.’

Peter Verhelst



In Mostar, een middelgroot stadje in Bosnië-Herzegovina, staat een monumentaal stuk architectuur; een eeuwenoude brug die zowel fysiek als symbolisch twee verschillende delen van de stad met elkaar verbindt. De brug, de Stari Most, wordt gezien als een verbintenis tussen de katholieke Kroaten, de Bosnische moslims en de oosters-orthodoxe Serviërs en is daarmee ook een symbool voor de eenheid van het land. Bovendien is deze ellipsvormige brug het gezicht van de stad; door de schoonheid van deze kalkstenen brug is het oude centrum door UNESCO als werelderfgoed aangemerkt.


Het mooie aanzicht verhult echter een donkere geschiedenis van cultureel geweld. In 1993, tijdens de Bosnische oorlog, is deze brug net als vele andere gebouwen met culturele betekenis volledig verwoest. De oorlog in Bosnië-Herzegovina was een oorlog tegen de architectuur van de multiculturele samenleving; door doelbewust het culturele erfgoed van de stad te vernietigen, raakten de inwoners vervreemd van de stad en van elkaar. De littekens van de oorlog zijn in hedendaags Mostar nog goed te zien. Er zijn door de hele stad kogelgaten te vinden en veel monumentale panden zijn volledig geruïneerd. Bovendien is ook na de oorlog de culturele verbroedering uitgebleven; Bosniakken en Kroaten leven apart in dezelfde stad en de Serviërs zijn grotendeels uit de stad verdwenen.


Dat het aanzicht van de brug deze culturele vernietiging niet verraadt, hebben we te danken aan UNESCO. In 2004 is de brug door UNESCO in samenwerking met de Europese Unie en de Wereldbank volledig opnieuw opgebouwd uit de oude brokstukken. UNESCO noemde de heropgebouwde brug een symbool voor de verzoening van culturele, etnische en religieuze verschillen. Deze uitspraak stond in schril contrast met de lokale realiteit; de stad toonde juist de mislukking van dit multiculturele ideaal. UNESCO koos voor het behoud van deze monumentale brug, ondanks dat er geen voedingsbodem meer was voor de multiculturele droom die de brug symboliseerde.


De geschiedenis van de vernietiging en wederopbouw van de brug liet mij de relatie tussen behoud en verlies overdenken. In welke gevallen kunnen we het verlies van iets verkiezen boven het behoud ervan? Is de keuze voor het herstellen van de brug – dat wil zeggen de schoonheid van de brug en het ideaal van verbintenis op te halen in onze herinnering en de oorlog te verdringen - niet een verraad naar het werkelijke culturele geheugen van de inwoners? Het herstellen van de brug in zijn volle glorie leek een meer gewelddadige daad dan de destructie van de brug zelf. Dit vraagstuk, deze afweging die gemaakt moet worden tussen vergeten en herinneren, boeide mij ook op een meer persoonlijk niveau. Dit voelde meer als noodzaak dan als keuze; een ingrijpende gebeurtenis dwong mij de relatie tussen herinneren en vergeten in mijn leven te herzien.


Reflecterend op mijn leven, kan ik met gemak zeggen dat deze vooral in het teken staat van het onthouden. Mijn dagen vul ik normaal gesproken met een onophoudelijk verzamelen van immateriële zaken: in de ochtend studeer ik in de bieb, ‘s avonds spreek ik af met vrienden. Van kennis over filosofie, tot aan leuke momenten met vrienden of familie, ik wil het allemaal bewaren. Ik leg momenten zelden vast door ze te fotograferen, in tegenstelling tot vele anderen. Toch deel ik met hen dezelfde wens; herinneringen, gedachten of informatie vast te kunnen houden. Volgens filosofe Patricia de Martelaere is het verlangen naar behoud het meest onderscheidende van de mens ten opzichte van alle andere dieren. ‘Van wat voorbij is willen we dat het blijft, van wat moet komen willen we dat het er al is, en dat het nooit voorbij zal zijn.’  


Dit verlangen naar behoud werd recentelijk aangewakkerd door het verlies van mijn beste vriendin. Door haar overlijden groeide mijn verlangen om alles wat mij dierbaar was voor eeuwig te kunnen behouden naar ongekende hoogte. Het verlangen werd zo groot dat het mijn eigen leven in de weg begon te zitten. Het verstrijken van de tijd, het creëren van nieuwe herinneringen; het zou de afstand tussen haar en mij enkel vergroten. Bovendien werd het voortzetten van mijn studie een vorm van verraad; dat ik dit prioriteit wilde verlenen terwijl ik mijn tijd ook kon besteden aan de naasten die ik nog over had – en nieuwe herinneringen met hen kon maken – kon ik niet accepteren.


Pas na enkele maanden begon ik in te zien dat ik het verlies van Laura enkel draaglijk kon maken door in te zetten op mijn eigen vermogen om te vergeten. ‘Herinneringen maken het leven mooi. Vergeten maakt het leven draaglijk’ schreef Balzac eens. Met deze realisatie, begon ik vergetelheid in een ander licht te zien. Vergeten begreep ik lang enkel in negatieve termen: het vergeten komt voort uit mijn onvermogen om alles te kunnen onthouden. Het helpt bovendien niet mee dat ik vergeten met allerlei negatieve herinneringen associeer. Ik kan de momenten dat ik de verjaardag van een dierbare vergat helaas nog goed voor de geest halen.


Vergeten kan echter nog veel meer zijn dan alleen dit negatief geladen onvermogen om dingen te onthouden, zo schrijft ook historica Aleida Assmann. Zowel vergeten als herinneren zijn constitutief voor onze collectieve en individuele identiteit. Toch leggen we ons vooral toe op de vermogens die leiden tot een accumulatie van kennis; onthouden, vastleggen en herinneren. Vandaar dat haar boek Forms of Forgetting (2017) van groot belang is; Assmann brengt de veelvormigheid van het vergeten aan het licht. Zij toont in haar boek aan dat vergeten allerlei verschillende vormen en uitwerkingen kan hebben, die ook juist heel constructief kunnen zijn. In dit boek onderscheidt Asmann zeven vormen van vergeten, waarvan twee een expliciet positieve uitwerking hebben: het constructief en het therapeutisch vergeten.


Assmanns aandacht voor het vergeten is uitzonderlijk, zeker in een tijd waarin we zoveel bezig zijn met bewaren en vastleggen. Net als ik in mijn eigen leven een primaat verleende aan het onthouden boven het vergeten, doen we dit ook op een collectieve schaal. Er is nog nooit zo veel informatie beschikbaar geweest als nu. Bibliotheken, archieven, musea en het internet vormen hierbij onze onuitputbare bronnen. Ook in de filosofie hebben we ons tot nu toe meer bezig gehouden met het onthouden dan met het vergeten. Friedrich Nietzsche karakteriseerde de filosofische traditie als hypermnesisch; de filosofische discipline is in de ban van het herinneren. Plato spant hierbij de kroon: voor hem was het herinneren een goddelijk vermogen. Na Plato is de Verlichting het tweede belangrijke ijkpunt van de eeuwige lofzang op het herinneren. De Verlichting, het tijdperk waarin instituten als musea en archieven geboren werden en al snel in grote aantallen groeiden, maakte de onwetendheid tot het kwaad en kennis tot het absoluut goede.


Het vergeten daarentegen is in de filosofie slechts door een handjevol tegendraadse figuren met enthousiasme aangemoedigd. Michel de Montaigne was een van hen: terwijl het onderwijs van zijn tijd beheerst werd door een zucht naar meer en meer kennis, koesterde Montaigne zijn eigen vergeetachtigheid als een van zijn meest begerenswaardige eigenschappen. Nietzsche zou misschien nog wel een van de felste pleidooien houden voor het vergeten. In Oneigentijdse beschouwingen (1876) spreekt Nietzsche met bewondering over het leven van een koe. Het dier heeft volledig toegang tot het nu en wordt niet gehinderd door een nostalgisch bewustzijn. Nietzsche zag het vergeten als een actief vermogen. En wel als een zeer belangrijke: vergeten hebben we nodig om het leven in het nu mogelijk te maken.  


Door alle aandacht voor het onthouden, vergeten we wel eens dat het meeste om ons heen nog altijd verloren gaat. Assmann laat zien hoe vergeten de default mode van individuen en samenlevingen is. Herinneren of onthouden is de weerstand die we bieden tegen het vergeten. Vergeten komt natuurlijk en voor herinneren moeten we hard ons best doen. Assmann noemt onze pogingen tot herinneren en behouden ‘een veto tegen de destructieve kracht van de tijd.’  Maar net als de cellen in een organisme, worden materiële zaken, ideeën en mensen binnen een samenleving in verloop van tijd vervangen door nieuwe spullen, ideeën en mensen. De meeste zaken zullen uiteindelijk verloren gaan, soms lukt het enkel om dit verlies nog even uit te stellen; antiekhandelaren of verzamelaars noemt Assmann ‘agents of delay’.


Het is aan ons dus de taak om verleden, heden en toekomst op een juiste manier te balanceren. De balans kan precair aanvoelen en werd in mijn geval ontregeld door een groot verlies. Hoe dan te navigeren? Hoe af te wisselen tussen herinneringen, verwachtingen en het nu? Enkele dagen na Laura’s dood, trof ik mijzelf aan in een boekhandel, waar ik het boek Voor het vergeten (2018) van Peter Verhelst oppakte. Op de achterflap werd het boek beschreven als ‘een hartstochtelijke ode aan ons hakkelende, tastende verzet tegen betekenisloosheid en verdriet’. Er stond ook dat hij trachtte iets vitaals te scheppen. ‘Iets wat we ons blijvend kunnen herinneren. Om eindelijk te kunnen vergeten.’


Het boek vormde een samenspel van vasthouden en loslaten, waarin allebei gelijkwaardig naast elkaar mogen staan. Er stond een prachtig gedicht in, waarvan ik de eerste twee regels heb opgenomen als motto van dit stuk. Het gedicht gaat echter verder, en er zat voor mij evenveel schoonheid in de drie regels die het motto volgen:

 

Zolang we niet vergeten, gaat er niets verloren.

 

Laten we dus vergeten, maar alleen

zoals we door te praten iets uiterst traag

kunnen laten verdwijnen - daar, zie je het,

zie je het nog nauwelijks tegen de zon in?


Verhelst geeft met dit gedicht en met zijn boek een zintuiglijk en prikkelend antwoord op de vraag hoe we opnieuw een balans kunnen vinden tussen heden, verleden en toekomst als we deze door een verlies kwijt zijn geraakt. Rouwen is in de roman van Verhelst een zorgvuldig samenspel van herinneren en vergeten, waarin we de zalvende werking van het vergeten moeten verenigen met de innerlijke noodzaak om de ander bij ons te houden.


Het boek staat om die reden model voor mijn eigen leven, waarin ik mijn vriendin, Laura, bij me moet houden en tegelijkertijd los moet laten. Maar het boek kan ook een voorbeeld zijn voor de samenleving in zijn geheel. Met dezelfde zorgvuldigheid van Verhelst moeten we op collectieve schaal de balans vinden tussen vergeten en herinneren. Dit is geen makkelijke taak; herinneren en vergeten zijn vaak niet eens strikt van elkaar te scheiden.


Het boek van Verhelst brengt me terug naar de Stari Most, de brug in Mostar. Het mislukte project van de wederopbouw van de brug biedt een perfecte gelegenheid om de relatie tussen vergeten en herinneren te overdenken. Zo vond ook architecte Arna Mackic, die een boek schreef over de brug, getiteld Mortal Cities and Forgotten Monuments (2016). Als vluchtelinge van de Bosnische oorlog, heeft ze op jonge leeftijd haar geboorteplaats in de buurt van Mostar moeten verlaten en is ze vervolgens in Nederland opgegroeid. Ook Mackic zag de wederopbouw van de brug door UNESCO als een gemiste kans. Architectuur kan namelijk mogelijkheden scheppen om nieuwe collectieve en inclusieve identiteiten op te bouwen. Voorwaarde hiervoor is wel dat er recht wordt gedaan aan het collectief geheugen van de inwoners. Daarom presenteert Mackic een alternatief ontwerp voor de brug. In haar ontwerp brengt de architecte rituelen terug die culturele en religieuze verschillen overstijgen. Zo tracht Mackic een openheid te creëren waarin het verleden van de brug niet wordt ontkend.


Peter Verhelst en Arna Mackic geven ons mooie voorbeelden die bakens kunnen zijn in onze navigatie tussen heden, verleden en toekomst. Hun projecten verschillen van elkaar, maar beiden werken vanuit het uitgangspunt van een verlies aan een nieuwe balans tussen herinneren en vergeten. Of deze balans nu voor een individu is of voor een gemeenschap, het is ongetwijfeld een zware opgave. Herinneren en vergeten gaan een ingewikkelde en diffuse interactie met elkaar aan. Het is aan ons om hier een evenwicht in te vinden. Soms zullen we moeten optreden als ‘agents of delay’ en soms zullen we juist ook los moeten laten. De eerste stap voor mij was in ieder geval om het vergeten als waardige partner van het onthouden te erkennen.