CIMEDART
Tijdschrift voor filosofie
sinds 1969



Essay

Met andere ogen: hermeneutiek en televisie

Emile Smits


‘Ik dacht bij mijzelf, als wij in een land leven wat zíj nu schetsen,
dan hadden wij hier met z’n vieren niet meer gewoond.’
Aan het woord is René van der Gijp van het programma
Veronica Inside, de voetbalkantine op tv, in een aflevering
gewijd aan het racismedebat. De andere drie zijn net als
hij witte mannen van middelbare leeftijd. Aanleiding voor
de racisme-special was de ophef die ontstond rond een
opmerking van mede-stamgast Johan Derksen over rapper
Akwasi (iemand van de ‘zíj’ uit de eerdere quote), maar
tot veel zelfinzicht heeft alle ophef niet geleid. De teneur
van het debat is namelijk dat het wel mee moet vallen
met het racisme in Nederland; de heren merken er zelf
immers weinig van.


We zijn bij de heren van Veronica Inside getuige van een
verkapte vorm van uitsluiting: een ‘wij’ (dat niets van racisme
merkt) wordt afgezet tegen een ‘zij’ (dat daarom wel moet
overdrijven). De eigen positie wordt universeel gemaakt en
iedereen die een andere wereld ziet is maar vreemd. En,
zoals Willem Vissers in de Volkskrant terecht opmerkte, ligt
zoiets extra gevoelig als het van witte mannen komt. Maar
het omgekeerde is ook waar (en Derksen maakt hiervan
dankbaar gebruik als het hem uitkomt): je mag niet van
tevoren uitsluiten dat een wit iemand iets zinnigs kan zeggen
over racisme. Anders krijg je Amerikaanse toestanden
waarbij niemand uitspraken kan doen die andere etniciteiten
aangaan zonder publieke verontwaardiging over zich af te
roepen. Dan wordt het eigene volledig particulier.


Het is namelijk zo dat de werkelijkheid niet makkelijk is in te
delen in een bekend eigen en een onbegrijpelijk vreemd –
het is veel paradoxaler. Het eigene heeft altijd iets vreemds
en is daarom nooit helemaal te begrijpen. Net zo heeft het
vreemde altijd iets herkenbaars en is daarmee nooit volledig
onbegrijpelijk. Dit inzicht is een belangrijke bijdrage van
Helmuth Plessner aan de hermeneutische traditie. De reactie
van de heren van Veronica Inside is, denk ik, niemand van
ons vreemd (pun intended): geconfronteerd met iets wat
botst met het eigen wereldbeeld, is de eerste neiging vaak
ontkenning. Het gaat me er niet om de mannen van het voetbalprogramma
slecht weg te zetten, maar om hun houding te
‘verstaan’ – proberen wat vreemd is vertrouwd te maken (en
hopelijk ook andersom).


Daarvoor richt ik me tot de hermeneutiek en de methode
van het Verstehen: inzicht verwerven door interpretatie. Dit
verstaan heeft in het Duits een bredere betekenis dan in
ons dagelijks taalgebruik, waar je iemand wel of niet kan
verstaan. De bredere betekenis is in het Nederlands nog
bewaard in zinsneden als ‘de kunst verstaan’, ‘zij verstaan
elkaar’ (als in: goed kunnen samenwerken) en ‘iemand iets
te verstaan geven’. De etymologie van het woord is terug
te leiden naar het oud-Griekse epistamai: letterlijk vertaald
betekent het ‘staan bij’, maar ook toen was het woord al sterk
verbonden met kennis (ik ben ‘in staat’).


De hermeneutiek biedt een alternatief voor het traditionele
model voor kennisverwerving, dat volgens Plessner zijn
moderne vorm kreeg in de kantiaanse epistemologie en
gebaseerd is op de werkwijze van de natuurwetenschappen.
Ervaring is volgens Kant opgebouwd uit begrip (iets in de
greep hebben) en inzicht (ergens kijk op hebben, ergens
zicht op krijgen – n.b. Anschauung wordt traditioneel met
intuïtie vertaald). Vanuit een neutrale waarneming, komen
we dan via inzicht tot begrip (en hebben we van iets een
idee). Maar bij de geesteswetenschappen werkt dat niet. Hier
is geen sprake van een neutrale waarneming, maar draait het
om de interpretatie van de menselijke wereld, waar onderwerpen
altijd al geladen zijn met betekenis en nooit los van
hun context staan.


Het verschil is dat de natuurwetenschappen proberen dingen
te verklaren, de geesteswetenschappen proberen dingen te
verstaan. Het doel van verklaren is een helder overzien, het
bereiken van een zekere universaliteit, het komen tot begrip
(iets vasthebben). Wat er met verstaan wordt beoogd is juist
inzicht en een nieuwe kijk op dingen; de verkregen kennis is
niet universeel, maar blijft open voor interpretatie. Menselijke
aangelegenheden laten zich niet manipuleren en controleren
als de objecten van de natuurwetenschap, er blijft altijd iets
onverklaard. De hermeneutiek draait het traditionele model
dus om: we komen vanuit begrip, via inzicht, tot (nieuwe)
waarneming. Zoals Plessner het in zijn lezing ‘Mit anderen
Augen’ (1953) stelt: ‘De historicus stopt zijn idee in het materiaal
dat moet worden begrepen, zodat het zich vormt tot een
beeldrijk inzicht [in een verloren tijd].’


Wat Plessner ons in die lezing laat zien is dat we de hermeneutiek
en haar methode pas echt goed kunnen begrijpen als
we het begrippenpaar ‘eigen’ en ‘vreemd’ invoeren.
Wat dit betekent, wordt duidelijk in contrast met onze
alledaagse omgang met de dingen om ons heen. In de
vertrouwde, eigen stad gaat alles met een zekere vanzelfsprekendheid;
het praatje met de buurman roept geen
vragen op, soms ontdek je dat je volledig in gedachten naar
huis bent gefietst. Pas als de corona toeslaat en de Dam leeg
is, kijk je opeens omhoog en word je overweldigd door de
schoonheid van de gebouwen (door het vreemde zie je het
vertrouwde opnieuw). Een voorbeeld dat Plessner aanhaalt
is een getuigenis van naoorlogs Duitsland: je kunt je dagelijkse
wandeling in jouw vertrouwde buurt maken zonder je
te realiseren dat het bekende huis er niet meer staat maar is
afgebrand tijdens de oorlog (door het vertrouwde zie je het
vreemde niet).


Bij het verwerven van kennis verdelen inzicht en begrip zich
over het begrippenpaar vreemd en eigen: alleen het vreemde
trekt de blik (vergt inzicht), alleen het vertrouwde wordt
begrepen (heeft zijn vanzelfsprekendheid). Alleen het onbegrepene
probeert men te begrijpen om ermee vertrouwd te
worden, van het vertrouwde kan men zich vervreemden om
er weer een kijk op te krijgen.


Voor Plessner staat daarom de remigrant model voor het
hermeneutische verstaan: ‘Deze vervreemding wordt in grotere
mate ervaren door degenen die hun vaderland als kind
hebben verlaten en daar als volwassene terugkeren. [En]
misschien wel het meest intens door de emigrant, die op het
hoogtepunt van het leven zijn duizenden wortelvezels voelt,
verzonken in geboortegrond en traditionele geest, uitgerekt
tot breekpunt, wanneer hij de hele traditie waaruit hij komt,
niet als het vaderland dat hij dacht te kennen, [kijkend] door
de bril van de vreemde die hem beschermde, maar met
andere ogen herontdekt.’


Het schema lijkt nu: ergens inzicht in krijgen vergt afstand,
en afstand kweekt inzicht. Maar het is complexer dan
dat: hoewel we het vertrouwde begrijpen (het is ons
vanzelfsprekend), blijft dit begrip impliciet: we hebben er
geen afstand toe en daarom weinig inzicht in (we kunnen er
niets mee). Het vreemde trekt wel de blik maar wordt pas
overzichtelijk (leidt tot inzicht) als we ook bereid zijn het
eigen te maken. Goede kunst, bijvoorbeeld, is geen natuurgetrouwe
kopie van het onderwerp, maar weet in selectie en
vervorming het vertrouwde op een nieuwe manier zichtbaar
te maken. De kunst van de vervreemdende blik (het bekende
als vreemd bekijken) is daarom volgens Plessner de absolute
voorwaarde voor het echte verstaan: zonder bevreemding
geen begrip – het is de omweg naar het verstaan (ergens
zicht op krijgen, iets nieuws zien).


Als je deze logica van vreemd en eigen, verstaan en begrijpen
toepast op de individuele mens, laat dit zien dat we
onszelf nooit helemaal kunnen begrijpen. We hebben een
(be)vreemde(nde) blik nodig om inzicht te krijgen in wat voor
ons vanzelfsprekend is. Maar omgekeerd betekent het ook
dat we altijd (in potentie) toegang hebben tot het perspectief
van een ander, mits we bereid zijn deze met een open blik
tegemoet te treden. Want de mens is enerzijds onvervreemdbaar
zichzelf (een uniek hier en nu, dat niemand anders
inneemt) maar tegelijkertijd kan zijn perspectief (potentieel)
altijd door een willekeurige ander in worden genomen. Dat
is de paradox van eigen en vreemd. Of zoals Plessner het,
in reactie op de Daseinsontologie van Martin Heidegger,
formuleert: ‘de mens is zichzelf noch het meest nabij,
noch het meest veraf.’


En wat betekent dit nu voor onze stamgasten van Veronica
Inside
? We kunnen hun onbegrip (of nauwkeuriger: gebrek
aan inzicht) nu in ieder geval beter verstaan; voor hen valt
racisme buiten de vanzelfsprekendheid van hun alledaagse
leven. Zij hebben geen afstand tot hun eigen werkelijkheid
en niet de bereidheid om te proberen het vreemde
perspectief te begrijpen. Ze willen noch het vreemde van
hun vanzelfsprekendheid zien, noch wat voor de vreemdeling
vanzelf spreekt.


Maar wat vreemd is aan mij, is inzichtelijk voor een ander. En
daarmee is de ander een voorwaarde voor zelfinzicht.
Alleen lijken Derksen & co. helemaal niet te zitten wachten
op zelfinzicht. Zullen ze het dan ooit verstaan? Plessner
benadrukt dat schok, een onverwachte belevenis, de motor
is voor een nieuwe kijk. Wanneer iemand genoeg uit zijn
alledaagse comfort wordt gehaald, is er altijd een kans. Ook
voor onze heren van de televisie.