Ik leef in twee seizoenen
Sanne van der Marck
DEEL I (WINTER)
Als ik nu zou breken, zou ik niet eens kraken
Geen botten die versplinteren
Geen tanden die verbrijzelen
Mijn ruggengraat is toch al lang verdwenen
Als een naaktslak kruip ik naar het einde
Sporen slijm achterlatende
Waarvan ook ik weet
Dat men die het liefst met alcohol van hun handen schrobt
Geef mij maar bier
Leg me maar bij de andere slakken
Onbewust van het feit
Dat hun roes nooit uitgeslapen zal worden
Geef mij maar bier
Dan beloof ik
dat ik nooit meer je geluk zal opeten
DEEL II (ZOMER)
De zon stroomt
Golft door mijn aderen
Verandert mijn bloed in lava
En mijn adem in stoom
Als een engel met brandend zwaard
Veras ik het gras onder mijn voeten
Het is tijd om te gaan
Het is tijd om te vliegen
Hoger
Hoger
Hoger
Tot ik de sterrenn in mijn handen kan dragen