Een getuigenis
Ira Pronk en Femke van Hout
Een van mijn allereerste colleges bij Maarten Coolen begon met een oefening in voorstellingsvermogen. Gezeten in het kleine lokaal in het Bungehuis beeldden wij ons in dat we voor een filminstallatie van de Amerikaanse kunstenaar Bill Viola stonden. Viola had zijn installatie echter zo opgezet dat het nooit mogelijk was de video volledig te zien. Je stond of te dichtbij, waardoor je enkel een klein detail van het beeld kon waarnemen, of je stond op de juiste afstand, maar hier onttrok een muur een deel van het werk aan je zicht. Maarten legde uit dat Viola’s werk thematiseert hoe de waarneming altijd afhankelijk is van de positie die het lichaam inneemt in de wereld. De rest van het college dwaalden mijn gedachten vaak af naar de wijze waarop mijn lichaam daar zat op het stoeltje in het klaslokaal, met de rug naar het raam, naast, tegenover en links van de andere studenten.
Maartens colleges bestaan uit een constant laveren tussen theorie en existentie. Keer op keer toont hij hoe de fenomenologische beschrijvingen van filosofen als Maurice Merleau-Ponty en Helmuth Plessner echt iets kunnen zeggen over je eigen ervaring, hier en nu, in de wereld. Het alledaagse komt zo in een filosofisch licht te staan. Dat wij Maartens unieke stijl van filosoferen in deze brief uitlichten, heeft natuurlijk alles van doen met het recente besluit om alle emeritus-hoogleraren en gepensioneerde docenten van hun lesbevoegdheid te ontslaan. Een van de argumenten hiervoor is dat deze gepensioneerden de diversiteit – aan onderwerpen, docenten – zouden tegenhouden. Deze brief is niet alleen een bescheiden ode aan Maarten als docent en filosoof, maar ook een poging om een genuanceerder en breder perspectief op 'diversiteit in het onderwijs' te geven.
Diversiteit gaat in de eerste plaats, denken wij, om het aanleren, onderzoeken en ontwikkelen van verschillende manieren van denken. Iedere filosofiestudent die de UvA binnenloopt, moet op zoek naar haar eigen stem, haar eigen manier van kijken, denken en schrijven. Het vinden van die eigen stem is echter alleen mogelijk met een zo divers mogelijk aanbod aan verschillende filosofische stijlen en methoden. Waar het om gaat is dat iedere student de kans krijgt om te ontdekken wat bij haar past, wat bij haar resoneert. En zo resoneert Maartens denkstijl bij ons – en vele anderen.
Gek genoeg is het nu precies de focus op verschillende filosofische methoden die lijkt te missen in het huidige diversiteitsdebat op de UvA. Hoewel het absoluut belangrijk is dat bepaalde onderwerpen – zoals ras, gender, identiteit – worden behandeld, zijn de vele manieren waaróp je over deze onderwerpen kan filosoferen misschien wel net zo belangrijk. Ondertussen wordt het doceren, denken en schrijven van filosofie op de UvA steeds eenvormiger, terwijl afwijkende benaderingen van de filosofie, zoals de fenomenologische benadering van Maarten, langzaam verloren dreigen te gaan.
En dat is zonde, want juist Maarten laat zien dat filosofie om veel méér kan gaan dan denken in metafysische concepten of abstracties. Fenomenologie leert ons de wereld te beschouwen zoals deze ons toekomt, zonder deze gelijk te ontleden en te analyseren. Het leert ons dat we sommige ervaringen misschien wel kunnen beschrijven maar nooit helemaal kunnen doorgronden of begrijpen. Uit Maartens eigen werk – over trauma, burn-out, onze relatie met de natuur – blijkt hoeveel waardevols het kan opleveren als je je deze houding eigen kunt maken. Zelf werd ik zelden zo geraakt door een filosofische tekst als door Maartens beschrijving van een traumatische ervaring. Volgens Maarten kun je mensen met een trauma alleen helpen door ‘getuige’ van hen te zijn. Dit betekent dat je bij ze bent, hen over hun ervaring laat vertellen, maar dat je deze ervaring niet probeert te begrijpen of je toe te eigenen. In verwondering laat je de ander in haar eigenheid vreemd voor je zijn.
Deze verwonderde, getuigende houding is ook illustratief voor hoe Maarten zijn studenten benadert. Zijn lessen worden gekenmerkt door een unieke rust en zorgvuldigheid. En zelfs buiten lestijd neemt hij echt de tijd voor studenten (iets wat andere, niet-gepensioneerde docenten zich helaas nauwelijks kunnen veroorloven): hij bereidt lessen met ze voor, denkt mee over paper-onderwerpen en neemt ze bij de hand in het filosofische denkproces. Maar naast die rust is er ook een enorme bevlogenheid, nieuwsgierigheid en een oprecht enthousiasme voor de vele verschillende onderwerpen die de studenten aandragen. Wat Maarten laat zien is dat de fenomenologie een unieke methode is waarmee allerlei soorten thema’s – waaronder ook ras, gender en identiteit – onderzocht kunnen worden.
Maartens bijdrage aan diversiteit op de UvA is hiermee van onschatbare waarde. Als geen ander biedt hij studenten de mogelijkheid hun eigen stem te vinden. We kunnen alleen maar hopen dat hij dit voor komende generaties studenten mag blijven doen.